Wat houdt de identificatieplicht in?
- 1 januari 0001
- 01-01-01
- 1 minuut leestijd
- 1 min
Iedereen moet zich kunnen identificeren met een geldig legitimatiebewijs, ook op de werkplek. Het is van belang de identiteit voor aanvang van een inzet te controleren middels het originele legitimatiebewijs. Maar er bestaat nog wel eens wat onduidelijkheid over welk legitimatiebewijs wanneer gebruikt mag/kan worden.
De volgende legitimatiebewijzen kun je gebruiken om aan de wettelijke identificatieplicht te voldoen als werkgever/opdrachtgever.
Geldige legitimatiebewijzen
Volgens de wet op de identificatieplicht worden de volgende documenten aangemerkt als een geldig legitimatiebewijs:
- Nederlands paspoort;
- Nederlandse identiteitskaart;
- gemeentelijke identiteitskaart;
- nationaal paspoort en identiteitsbewijs van een land van de Europese Economische Ruimte (EER);
- (elektronisch) W-document (voor asielzoekers);
- verblijfsdocument van de Vreemdelingendienst I tot en met IV of de Europese Unie/Europese economische ruimte (EU/EER);
- nationaal paspoort van een land buiten de EER met een geldige sticker voor verblijfsaantekeningen vluchtelingenpaspoort;
- vreemdelingenpaspoort;
- diplomatiek paspoort;
- dienstpaspoort.
Rijbewijs onvoldoende voor identificatie
Een rijbewijs wordt hier dus niet als geldig identiteitsbewijs aangemerkt. In principe is een rijbewijs een algemeen erkend identiteitsbewijs maar in situaties waarin gegevens over verblijfstatus en nationaliteit belangrijk zijn is het rijbewijs onvoldoende voor de identificatie. Aangezien op het rijbewijs niets over de nationaliteit en verblijfstatus is vermeld heeft de overheid besloten dat een werkgever/opdrachtgever geen genoegen mag nemen met het rijbewijs bij aanvang. Als later op de werkplek een controle plaatsvindt wordt het rijbewijs dus wel geaccepteerd en kan de medewerker aan zijn/haar identificatieplicht voldoen.